Het idee van kunstmatige intelligentie gaat duizenden jaren terug tot oude filosofen die zich bezig hielden met leven en dood. In de oudheid maakten uitvinders dingen die automaten werden genoemd, dat waren apparaten die konden bewegen zonder ingreep van mensen. Een van de vroegste vermeldingen van een automaat komt uit 400 v.Chr. dat was een mechanische duif gemaakt door een vriend van de bekende filosoof Plato. Veel jaren later creëerden Leonardo da Vinci rond het jaar 1495 een van de beroemdste automaten. Het idee van machines die op zichzelf konden functioneren is al eeuwenoud maar in de 20e eeuw begonnen ingenieurs en wetenschappers pas stappen te zetten richting onze moderne kunstmatige intelligentie. In het begin van de 20e eeuw werd er veel media gemaakt rond het idee van kunstmatige mensen. Wetenschappers van allerlei plekken begonnen zich de vraag te stellen: is het mogelijk om een kunstmatig brein te creëren? Sommige wetenschappers maakten zelfs wat we nu robots noemen wel een makkelijkere variant daarvan. Deze robots waren vooral op stroom aangedreven en sommige robots konden zelfs al gezichtsuitdrukkingen maken en lopen. De periode 1950 tot 1956 was het hoogtepunt in de interesse van ai. Alan Turing publiceerde zijn werk: computer machinery and intelligence, wat uiteindelijk de Turing test werd, die experts gebruiken om de intelligentie van computers te meten. De term kunstmatige intelligentie werd bedacht en raakte in de volksmond gebruikt. De periode tussen het creëren van de term kunstmatige intelligentie en 1980 was een tijd van snelle groei voor ai. Het einde van de jaren 1950 tot de jaren 1960 was een periode van creatie, er werden programmeertalen ontwikkeld die nu nog steeds worden gebruikt, en er werden films en boeken gemaakt die het idee van robots erkenden waardoor ai al snel een mainstream idee werd.